-
1 infiltrer
infiltrer [ẽfieltree]2 langzaam doen binnen-, doordringen1 (binnen-, door)dringen (in) ⇒ (binnen)stromen (in, door), doorsijpelen (in, door)v( s'infiltrer)1) (binnen-, door)dringen2) infiltreren -
2 envahir
envahir [ãvaa.ier]〈 werkwoord〉2 overstromen ⇒ overwoekeren, binnenstormen3 overweldigen ⇒ overmeesteren, overspoelen♦voorbeelden:3 le froid l'envahissait peu à peu • hij, zij raakte langzaam maar zeker door de kou bevangenv1) binnendringen, bezetten2) overstromen
Перевод: с французского на все языки
со всех языков на французский- Со всех языков на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский